Scroll down
Als migratiejurist op de Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children kom ik vaak in aanraking met kinderen in schrijnende omstandigheden. Een zaak waarbij ik vanaf het begin was betrokken en die me altijd zal bijblijven, is die van Maja[1], een in Bosnië en Herzegovina geboren, zwaar gehandicapt meisje. Maja zal vanwege haar progressieve spierziekte niet oud worden. Om haar een menswaardig bestaan te laten leiden, vroegen haar ouders in Nederland een verblijfsvergunning aan.
De IND, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, wees de op de gezondheidssituatie van Maja gebaseerde verblijfsaanvraag van het gezin echter af. Dit betekende dat Maja en haar ouders terug moesten naar Bosnië en Herzegovina. Door Maja’s medische situatie was reizen echter onmogelijk. Haar ouders gingen daarom in bezwaar en (toen dit werd afgewezen) in beroep tegen de afwijzing. Gelukkig mocht het gezin de procedure in Nederland afwachten.
Maja’s ouders vertrokken uit Bosnië en Herzegovina toen Maja nog heel jong was. Ze kwamen in Nederland terecht, waar, in tegenstelling tot in Bosnië en Herzegovina, de specialistische kennis, zorg en behandelingen voorhanden zijn die Maja nodig heeft. Tijdens de asielprocedure, die in totaal vijf jaar duurde, leefde het gezin in verschillende asielzoekerscentra, plekken die zeer ongeschikt zijn voor een kind met een handicap. De stress, de gebrekkige hygiëne, de vele medebewoners, de kleine woonruimtes, de verhuizingen en het altijd aanwezige lawaai leiden, zeker bij zeer kwetsbare kinderen als Maja, tot extra gezondheidsproblemen.
In de asielzoekerscentra gaf Maja veel over en moest zij vaak naar het ziekenhuis vanwege acute medische problemen. Haar ouders leden onder de spanning en sliepen ’s nachts nauwelijks omdat hun dochtertje zoveel huilde. Maar een verdergaande medische behandeling, zoals een operatie, kreeg ze niet, omdat zij geen verblijfsvergunning had. Er was sprake van een vicieuze cirkel: geen vergunning betekende geen behandeling en geen behandeling betekende een nog slechtere situatie voor Maja.
Daar kwam bij dat Maja, die naar een school gaat waar zij medisch noodzakelijke zorg krijgt, op een gegeven moment geen aangepaste rolstoel meer had. Ze kon daardoor niet langer van en naar school worden vervoerd. Zij stond geruime tijd op de wachtlijst voor een aangepaste rolstoel, maar het ontbreken van een verblijfsvergunning maakte het lastig om die te krijgen. Dit zorgde voor een uitermate schrijnende situatie: Maja kreeg niet het onderwijs waar zij recht op heeft, kon zich niet verder ontwikkelen en raakte in een sociaal isolement.
Onze Kinderrechtenhelpdesk raakte bij Maja’s zaak betrokken toen haar advocaat ons vroeg of wij het bezwaar en daarna het beroep tegen de afwijzing van de verblijfsaanvraag wilden ondersteunen met een kinderrechtenrapportage. Ik wilde me graag inzetten voor dit kwetsbare meisje en schreef twee keer een uitgebreide rapportage. Mede daardoor kreeg Maja in 2021, na meer dan vijf jaar procederen, een humanitaire verblijfsvergunning met terugwerkende kracht. Dat betekent dat zij in 2016 al een vergunning had moeten krijgen en dat haar lijdensweg vijf jaar langer duurde dan nodig.
Maja’s zaak laat zien dat het bijna onmogelijk is om het belang van het kind voorop te stellen in schrijnende situaties. Maja en haar ouders mochten de procedure tegen de afwijzing van hun verblijfsaanvraag weliswaar in Nederland afwachten, maar het duurde maar liefst vijf jaar voordat er een duurzame oplossing kwam. Dit soort situaties zijn te voorkomen door de in 2019 afgeschafte discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opnieuw in te voeren. Het is nog beter als dit gebeurt in combinatie met het verankeren van het belang van het kind in de Vreemdelingenwet, een oplossing waar Defence for Children al jarenlang voor pleit.
[1] Dit is niet haar echte naam.